De leerlingen van Thierry Koningstein hebben via een wiki en Skype contact met andere scholen in Nederland en Suriname. ‘We mogen best eens inzien hoe goed we het hier hebben.’
Wie
Thierry Koningstein (34), leraar van ZML-groep 7/8, ict-coördinator van Hub Noord-Brabant, vestiging Rosmalen, en bovenschools ict-coördinator.
Project
Learning Circles
Hoe werkt het?
De leerlingen van groep 7/8 van Hub Noord-Brabant werken in een Learning Circle samen met leerlingen van zeven scholen in Nederland, Suriname en Curaçao. Ze maken opdrachten en presenteren de uitkomsten via internet, en ze skypen om het contact te verdiepen.
Het Global Teenager Project en ICT&E organiseren de Learning Circles in samenwerking met Lot’s Foundation. De organisatie selecteert de deelnemers, in de cirkel van Hub Noord-Brabant zitten bijvoorbeeld alleen scholen voor speciaal onderwijs.
Doel
De leerlingen bewustmaken van het feit dat kinderen rechten hebben, maar dat daar in de praktijk nog veel aan schort. In het project is ook ruimte voor vakinhoud, samenwerkende leervormen, (digitaal) wereldburgerschap en 21ste-eeuwse vaardigheden.
Resultaat
De leerlingen zijn zich meer bewust van de verschillen in de wereld en merken dat zij het in Nederland best goed hebben. Daarnaast weten ze hoe je internettoepassingen als wiki’s en Skype kunt gebruiken.
Hoe heb je het aangepakt?
“In Learning Circles werken leerlingen van een aantal scholen samen via internet. De leerlingen van de scholen krijgen opdrachten – die we trouwens ‘uitdagingen’ noemen – waaraan ze gezamenlijk werken. In zo’n opdracht zie je bijvoorbeeld een cartoon van iemand die een hamburger in de vorm van de wereld opeet. Iemand anders zit erbij op de grond, en vangt de kruimels op. Daarover discussieer je in de klas: wat zou de tekenaar bedoelen? Zo kom je al snel op het verschil tussen arm en rijk, en op het feit dat het ongelijk is verdeeld in de wereld.
Daarna maken de leerlingen een eigen werkstuk over dit thema, dat ze online zetten in de wiki: de digitale leeromgeving van de Learning Circle. De week daarop bespreek je wat de andere scholen hebben gemaakt, en kom je weer terug op wat je zélf hebt gemaakt. Want onze leerlingen hebben behoefte aan veel herhaling.
Je hebt ongeveer drie weken om aan een opdracht te werken, en je bent er een uur per week in de klas mee bezig – al kun je er ook meer tijd aan besteden.
In onze cirkel zitten ook scholen voor speciaal onderwijs in Suriname, en het leek me mooi om daar mee te skypen. Mijn leerlingen waren meteen enthousiast. Ze willen van alles weten: wat doen ze in Suriname precies op school, wat is het daar voor weer, hebben ze een strenge juf?
De leerlingen hadden al veel contact gehad via de wiki maar ze zagen elkaar via Skype, zoals een leerling het uitdrukte, nu eindelijk in het echt. Er zitten natuurlijk nog steeds duizenden kilometers tussen, maar je kunt toch rechtstreeks met elkaar praten: je hebt even een venster naar de andere kant van de wereld.”
Wat heb je nodig?
“Om deel te nemen aan een Learning Circle heb je een computer en internet nodig. En enthousiaste leerlingen natuurlijk, maar ik ben zelf zeer gemotiveerd en daarmee steek ik de leerlingen wel aan. Het spreekt ze ook aan dat bij de opdrachten plaatjes en filmpjes te zien zijn: het is niet alleen droge tekst.
Als je wilt skypen met scholen binnen je Learning Circle, heb je ook een webcam nodig. Wij hebben op school een camera bij ons touchscreen, en dat werkt ideaal: iedereen kan het scherm makkelijk zien, je hoeft niet met z’n allen voor één laptop te kruipen. De verbinding via de schoolcomputer in Suriname liet het even afweten, maar toen gebruikte de juf gewoon haar eigen smartphone. Het voordeel was dat ze even met de telefoon naar buiten kon lopen om te laten zien hoe hun schoolplein eruitziet. Daar waren onze leerlingen erg in geïnteresseerd.”
Is dit project geschikt voor alle leerlingen?
“Ja, het is fijn dat de opdrachten van de Learning Circles vaak bestaan uit cartoons, foto’s en filmpjes. Want onze leerlingen hebben behoefte aan visuele ondersteuning. Alleen tekst, dat gaat het niet worden – zeker niet in het speciaal onderwijs.
Ook over het skypen zijn de leerlingen enthousiast: iedereen wilde meedoen. Om ervoor te zorgen dat iedereen goed aan bod zou komen, heb ik de leerlingen ingedeeld in groepjes van vijf. Als je dan drie keer Skype gebruikt in drie weken, is iedereen aan de beurt geweest. In Suriname zat overigens de hele klas voor Skype, en de juf wees bij elke vraag aan welke leerling het woord mocht voeren. Dat werkt ook.
Soms is een opdracht overigens wel eens te hoog gegrepen voor onze kinderen. Maar goed, dan pas je het een en ander aan. Daar zijn wij als docenten in het speciaal onderwijs vrij creatief in. Zo werd er gevraagd of de leerlingen via internet konden achterhalen of alle kinderen in ons land naar school gaan. Dat onderzoek en de resultaten zouden we dan in de wiki moeten posten. Dat is een moeilijke opdracht voor onze leerlingen, dus hebben we het mondeling behandeld.”
Wat vinden de leerlingen ervan?
“Ze zijn heel enthousiast over het project. Ze leren vooral hoe goed we het hier eigenlijk hebben. Als er iemand een glaasje water wil gaan drinken, maken we daar nu ook grapjes over in de klas: ‘Zo, dus wij zien je niet meer voorlopig.’ Want dan hebben we net geleerd dat kinderen in arme landen vaak kilometers moeten lopen om schoon drinkwater te halen.
En via Skype vragen ze bijvoorbeeld of de school in Suriname een eigen zwembad heeft, zoals bij ons het geval is, en of de leerlingen daar ook een iPad hebben. Dan begint de hele klas in Suriname te lachen. Ik had ze natuurlijk óók kunnen vertellen dat niet iedereen in Suriname een iPad heeft, maar als ze het van de leerlingen zelf horen, maakt dat veel meer indruk.”
Wat maakt dit project bijzonder?
“De kinderen worden niet alleen aan het denken gezet over kinderrechten. Ze leren ook andere zaken, bijvoorbeeld over mediawijsheid. Want je moet jezelf in een leercirkel even voorstellen, dan kun je iets vertellen over je hobby’s of andere interesses. Maar de ene leerling schrijft ook zijn telefoonnummer op, en de ander haar adres. Is dat een goed idee? Wil je dat echt online zetten? Daar ga ik dan het gesprek over aan.
De kinderen leren bij de opdrachten om samen te werken, zoals in tweetallen tekeningen maken. Dan moet je eerst met je medeleerling overleggen wat je wilt gaan tekenen en hoe je dat gaat aanpakken. Zo’n overleg is voor onze leerlingen minder vanzelfsprekend dan voor leerlingen uit het reguliere onderwijs, maar daar leren we van. En na afloop presenteren onze leerlingen samen het eindresultaat. Dat is een mooie leerervaring.
De opdrachten bieden trouwens ook voldoende aanknopingspunten om lesstof aan op te hangen. De leerlingen zien bijvoorbeeld een cartoon van een meisje met een kruik op haar hoofd, en daarnaast een bordje met een pijl en de tekst: water, 7 km. Wat is ‘km’ dan? Inderdaad, een kilometer. En is dat ver?
Bij het skypen met Suriname moet je natuurlijk ook rekening houden met het tijdsverschil: het is daar vijf uur vroeger. Dat is voor mijn leerlingen vaak een openbaring. En dan kun je als leraar weer wat vertellen over de aarde die rond de zon draait. Kortom, mogelijkheden genoeg.”
Heb je nog tips?
“Gewoon beginnen. In het voortgezet onderwijs kunnen leerlingen in zo’n leercirkel meteen hun Engels oefenen, maar dat laat het niveau van onze kinderen niet toe. Ze beheersen te weinig van die taal om een goed gesprek op gang te laten komen. Maar dat hoeft dus ook niet als je collega-school in Suriname staat en de kinderen Nederlands met elkaar kunnen praten.”
Wat is je drijfveer?
“Ik houd heel erg van samenwerken. Blijf niet op je eilandje zitten: in een groot netwerk kun je van elkaar leren en dan kom je verder. Ook ben ik zelf veel op scholen in het buitenland geweest, in Azië en Afrika, en dat relativeert onze Nederlandse problemen nogal. We zijn hier op school overgestapt op een groot touchscreen, omdat bij ons beamerbord steeds je eigen schaduw over de projectie viel. Lastig hoor. Maar toen ik op een school in Kenia iets op het bord wilde schrijven, bleek dat verschillende klassen daar samen met één krijtje moesten doen. Dat gingen ze dus voor me halen.
We mogen best eens inzien hoe goed we het hier hebben, en daar helpt dit project uitstekend bij.”