Sociale media in het speciaal onderwijs

overzicht

Hoe vergroot je de leefwereld van meervoudig beperkte leerlingen?

3 Samen spelen met taal

Greet Dekker maakt met haar lichamelijk en verstandelijk beperkte leerlingen digitale boeken over hun belevenissen. ‘Je moet het leuk maken, zodat hun taalbegrip spelenderwijs kan groeien.’

Wie

Greet Dekker (59), leerkracht van een meervoudig beperkte groep kinderen van 9-12 jaar en icoach in het speciaal onderwijs bij Drostenburg in Amsterdam.

Project

Greet maakt samen met haar meervoudig beperkte leerlingen digiboeken met beeld en tekst over klassikale uitstapjes en projecten.

Hoe werkt het?

Aan de hand van foto’s van uitstapjes, die Greet laat zien met een PowerPoint- of Google-presentatie op het digibord, praat ze met haar leerlingen over wat ze hebben beleefd. Samen met hen, en uitgaande van hun verschillende niveaus, maken ze dan teksten bij de beelden. Ze kunnen er vervolgens over doorpraten en er via jouwzoekmachine.nl zelf meer info bij zoeken. Doordat Greet en de leerlingen de digiboeken samen maken en bijhouden, worden de belevenissen weer opgeroepen, en beklijven de gebruikte woorden en begrippen beter.

Doel

De kennis van begrippen bij leerlingen laten groeien door hun belevenissen in taal om te zetten. De kinderen leren zo nadenken over wat ze hebben gedaan: hoe hebben ze het ervaren, was het leuk of niet, wat hebben ze ervan geleerd?

Resultaat

Er komen gesprekken op gang tussen de leerlingen, de contacten onderling nemen toe, waardoor de motivatie stijgt. En, niet minder belangrijk, ze hebben er duidelijk plezier in. Het vergroot hun leefwereld.

Hoe heb je het aangepakt?

“Ik ben begonnen vanuit mijn eigen enthousiasme en heb van daaruit aansluiting gevonden bij de belevingswereld van de leerlingen. Ik heb altijd gezien dat kinderen beelden nodig hebben om zich dingen beter te kunnen herinneren, om zo belevenissen te kunnen terughalen. In de herfst van 2014 maakten we in deze klas ons eerste boek naar aanleiding van een bezoek aan het AMC voor een ziekenhuisproject. De andere boeken maakten we over een uitstapje naar Sprookjeswonderland en over een graffiti-les.

In mijn klas zitten kinderen die moeite hebben met de woord- en taalbegrippen en er zijn anderstalige kinderen met een taalachterstand. Wat ik bij mijn leerlingen zie, is dat het technisch lezen van een woord beter lukt dan de betekenis ervan doorgronden. Met het samenstellen van een boek zoals wij dat doen, maak je woorden tastbaar. Je moet het leuk maken: spelen met taal en vaak het boekje er bij halen. Taal moet je leren door te ervaren, door de belevenis in woorden om te zetten. Je werkt aan de uitbreiding van kennis van taalbegrippen. Op die manier wil ik de wereld van de kinderen vergroten, want hun wereldje is zo vaak zo klein.

En er zijn veel mogelijkheden: je kunt digitale boeken maken met beelden en taal over uitstapjes, projecten of lessen, maar je kunt ze ook verlevendigen met geluid, muziek en zelfgemaakte filmpjes.

Het is fijn dat de leerlingen met een spraakbeperking moderne spraakcomputers krijgen die foto, video en geluid kunnen produceren. De nieuwe spraakcomputer is heel licht van gewicht, het lijkt net een iPad, dus de leerlingen vinden het ‘cool’. Ze kunnen nu beelden leren maken van bijvoorbeeld hun omgeving buiten school, zoals thuis. Deze foto’s komen dan in het boek en zo deelt een spraakbeperkte leerling toch zijn belevenissen.

Wanneer ik voor de digiboekjes beelden en informatie terugkrijg van thuis, wordt de wereld inzichtelijker, zowel voor de leerling en leerkracht, als voor de ouders. Want ouders vinden het fantastisch om via een digiboek hun kind op school te kunnen volgen. Ze kunnen het zien via het ouderportaal, maar ook lenen we gesealde digiboeken uit. Op deze manier, via de digiboekjes en sociale media, stimuleer ik het contact tussen de leerling, ouders en leerkracht. Het is een leuke manier om thuis en school dichter bij elkaar te brengen, omdat ouders vaak door omstandigheden – vervoer, werk, andere kinderen thuis – minder makkelijk naar school kunnen komen.”

Wat heb je nodig?

“Je gebruikt een camera, het digibord en het programma PowerPoint of Google Presentaties. Je kunt foto’s, video en geluid gebruiken. Het is niet zo moeilijk. Als je er mee begint, kun je tips vinden via Google Help en oefenen. Dan heb je de verzamelde beelden klaar staan in een mapje en kun je met de leerlingen aan de slag. Je gebruikt het digibord en je gaat er in de kring voor zitten. Samen met de kinderen vul je de PowerPoint- of Google-presentatie in met beeld en tekst. Na het voordoen hebben enkele leerlingen zelf ook de handelingen geleerd.”

Is het voor alle kinderen geschikt?

“Ja, de drempel is laag. Met een digibord kun je zoveel, het geeft motorisch beperkte kinderen mogelijkheden om te knippen, plakken, verven en tekenen, gewoon met hun handen en vingers op het bord. Als de leerling met een beperking geen schaar kan gebruiken en digitaal toch een plaatje kan kopiëren en plakken, dan zie je het zelfvertrouwen groeien. Ze zijn dan zo blij! Enkele leerlingen kunnen ook typen. En de kinderen met een spraakbeperking kunnen via de spraakcomputer hun verhaal kwijt.”

Wat vinden collega’s?

“Mijn collega’s proberen de nieuwe ontwikkelingen uit; ze leren omgaan met de digitale schoolborden, Chromebooks en iPads. De een vindt het een uitdaging en is misschien handiger dan de ander, maar we helpen elkaar verder. Als icoach help ik met ideeën en zoek passende programma’s. Ik laat zien hoe je deze kunt benutten en bied hulp in de klas. De leerlingen leren graag met digitale middelen omgaan, en daardoor worden mijn collega’s ook enthousiast.”

Wat maakt dit project bijzonder?

“Dat ik zo’n gezellige, geweldige betrokkenheid heb bij het leerproces van de kinderen. Hun enthousiasme en toenemende leergierigheid zijn enorm inspirerend. Rekening houdend met de methodes en leerlijnen sluit je met de digiboeken aan op de belevingswereld van de kinderen. We delen samen een proces van leren, op allerlei gebieden. We delen het plezier dat we daar aan beleven. Zo zie je échte interesse ontstaan bij de kinderen. Ze worden nieuwsgiering en komen met vragen.

Ik zie ook dat de leerlingen met deze manier van werken onderling meer communiceren dan voorheen. Er ontstaan aandacht voor én nieuwsgierigheid naar elkaar. Al die individuutjes met hun eigen beperkingen – motorisch, en op het gebied van spraak  – syndromen en gedragsproblemen, zijn veel meer een groep geworden. Wanneer je op deze manier een boekje maakt, werk je ook aan sociale vaardigheden en ontstaat er een groepsgevoel: dit digiboek is van ons, wij hebben het samen gemaakt!”

Heb je nog tips?

“Probeer foto’s te maken, vast te leggen wat je met de kinderen doet, wat ze beleven. Laat het zien en haal het samen terug. Je moet er wel echt tijd voor vrijmaken. Het is een valkuil om te denken het even tussendoor te doen. Nee, je moet het inplannen, bijvoorbeeld in een taalles die je toch al geeft. Als je die ruimte en tijd neemt, volgt de creativiteit vanzelf.

Ik gebruik bijvoorbeeld de kring. Wij beginnen de dag altijd met het dagschema en vervolgens bespreken we het thema. Van dat thema heb ik dan beelden of je gaat ze samen maken. Ik sluit aan bij de interesses van de groep, maar ook bij die van het individuele kind. Je kunt bijvoorbeeld een hobby van een kind uitwerken. Deze leerling kan dan later een spreekbeurt houden over zijn boek. Ik print en plastificeer alles op A4-formaat, want de kinderen vinden het vaak fijn om de boeken vast te houden, om iets tastbaars te hebben.”

Wat is je drijfveer?

“Het creatieve, het inspirerende om mijn leerlingen verder te helpen in hun ontwikkeling. Om ze te laten zien dat ze iets duidelijk kunnen maken met taal en beelden, dat ze met dit boekje aandacht krijgen van hun omgeving, dat ze over hun belevenissen vertellen en ze zo kunnen delen met anderen.

We hebben zoveel leuks met elkaar (mee)gemaakt. Een voorbeeld: een van mijn leerlingen kost het meedoen met spel moeite. Als jongere leerling had hij dat al, hij wilde niet in de kring en niet meespelen. Het wordt hem gauw te druk en hij blijft liever aan de kant kijken en commentaar geven. Daar heeft hij nu een passende oplossing voor gevonden. Hij zegt: ‘Ik ben journalist’.

Zo wilde hij samen met zijn vriendje een journaal met een weerbericht maken. Dan kon hij de weerman aankondigen in het journaal. We zochten uit wat een weerman zegt en hoe hij dat doet. Voor de opname had de weerman zelf regen, mist en wolken op het digibord getekend. We vroegen aan de weerman: ‘Waar ligt Nederland?’ Hij wees naar de grond. Vervolgens draaide de leerling de camera naar de grond, naar de vloer. Daar moesten we hard om lachen, de vloer was Nederland. Raar, maar het was wél waar!”

Lesidee 3: Zing maar mee!

Onderwerp:

Kinderkaraoke

Doel:

Taalgevoel bij kinderen ontwikkelen door middel van songteksten.

Voorbereiding

  • Zoek op YouTube de instrumentale versie van ‘Laat het los’ uit de animatiefilm ‘Frozen’ op.
  • Zet de clip klaar voor vertoning op het digibord.
  • Print de songtekst uit.

Materiaal

  • Digibord
  • Laptop
  • Blaadjes met de songtekst van ‘Laat het los’

De les

Oriëntatie

  • Waar bestaat een liedje uit?
  • Hoe noem je meezingen met een clipje waarbij je alleen de muziek hoort en de tekst ziet?

Uitleg

  • Vraag de leerlingen hun (Nederlandstalige) lievelingsliedje te noemen en vraag of ze het liedje ‘Laat het los’ uit ‘Frozen’ kennen.
  • Leg uit dat ze dat nummer gaan zingen door middel van karaoke.
  • Deel de blaadjes met de songtekst uit en lees de tekst hardop voor.
  • Laat de kinderen het liedje zingen met het blaadje voor zich.
  • Vertoon via de laptop de instrumentale karaokeversie van het nummer op het digibord.
  • Laat de hele klas meezingen met de tekst die in beeld verschijnt.
  • Vraag de leerlingen of de tekst woorden bevat die ze niet kennen.
  • Behandel die woorden of haal zelf een aantal woorden uit de tekst die je wilt bespreken.

Evaluatie

Stel de volgende vragen:

  • Hoe was het om mee te zingen met het liedje?
  • Wat is er veranderd nu je alle woorden kent?

Tips

  • Via Google kun je talloze (kinderkaraoke)liedjes vinden. Laat leerlingen hun lievelingsliedje opzoeken.
  • Als je leerlingen niet kunnen lezen, dan zing je een (eenvoudig) liedje voor en kunnen ze het zo uit hun hoofd leren.
  • Liedjes in een andere taal is een optie als de leerlingen wat meer aankunnen.

Met dank aan de Verhalenfabriek