Femke van de Laar startte vorig jaar met een leerlijn Seksuele Vorming. Vanwege de zeer verschillende niveaus van de leerlingen, is er lesmateriaal op maat nodig. ‘Ik probeer ervoor te zorgen dat deze jongeren stevig in hun schoenen staan en hun grenzen kunnen aangeven.’
Wie
Femke van de Laar (37), leerkracht, ict-coördinator en ‘Rots-en-Water’-trainer op VSO Het Duin in Noordwijk. De school heeft voornamelijk leerlingen met een verstandelijke beperking.
Project
De leerlijn Seksuele Vorming van de CED-Groep en Rutgers, is door een werkgroep van de school vertaald naar de diverse niveaus voor een klas (onderbouw).
Hoe werkt het?
De leerkracht kijkt samen met een groepje leerlingen filmpjes van het Liefdesplein, afleveringen van De Dokter Corrie Show of clips uit het lespakket Relaties en Seksualiteit. Daarna kunnen ze met elkaar praten over deze onderwerpen.
Doel
Leerlingen uit de onderbouw de basis leren over seksualiteit en ze weerbaar maken, onder andere op sociale media.
Resultaat
Door de lessen Seksuele Vorming ontdekken leerlingen dat het een gegeven is waar je samen over kunt praten. Ze vinden de lessen leuk, spannend en willen soms meer weten over bepaalde onderwerpen. Het helpt ze bij het aangeven van hun grenzen en maakt ze bewust van hoe je je veilig gedraagt op sociale media.
Hoe heb je het aangepakt?
“Mijn klas bestond uit zeven leerlingen die allemaal een zeer verschillend niveau hadden. Sommigen speelden nog met poppen en werden al misselijk als ik het woord zoenen zei, maar anderen wilden wel trouwen en kinderen krijgen. Als de ene helft van de klas naar kookles vertrok, dan ging ik met de andere drie of vier leerlingen aan de slag. De lessen duurden maar een half uurtje, want langer kunnen ze zich niet concentreren.
Het is best lastig om onderwerpen te vinden die passend waren voor iedereen. Daarom gebruikte ik onderdelen uit de VSO-leerlijn, gaf ik daar zelf een volgorde aan, en zocht ik naar filmpjes die pasten bij mijn leerlingen. Soms was dat iets uit groep drie of vier, maar soms ging ik juist bewust een stapje hoger. Meestal keken we filmpjes van het Liefdesplein of een aflevering van De Dokter Corrie Show en daarna spraken we er met elkaar over. Vooral Dokter Corrie vinden ze erg grappig. Dat is zo over de top dat de spanning rond het onderwerp seksualiteit er al snel afgaat. Voor sommige tieners is het toch een beladen onderwerp. Ik probeerde het daarom ook een beetje grappig en leuk te houden. In de gesprekjes die we hadden, wilde ik dat ze reageerden op de filmpjes. Ik wees iedere leerling om de beurt aan om iets over zichzelf te vertellen. Als dat niet gebeurde, dan vertelde ik zelf iets.
In het lespakket van de leerlijn zitten ook werkbladen, die bespraken we soms klassikaal of ik gebruikte een stelling over een bepaald onderwerp. Dat is best pittig voor ze, dus dan vertaalde ik het naar hun situatie. Bijvoorbeeld: ‘Op het strand staat Fatima bij een strandtent op haar beurt te wachten en iemand gaat heel dicht tegen haar aan staan.’ Dan veranderde ik Fatima in de naam van een leerling en beeldde ik het uit, met of zonder leerlingen. Ik vroeg ze daarna hoe ze over deze situatie dachten en liet ze ook op elkaar reageren.
Meestal doe ik zelf zo’n voorbeeld met een leerling voor. Dan vraag ik of iemand het samen met mij wil naspelen. En soms doen twee leerlingen het voor, dat verschilt per oefening. De leerlingen zien zo wat er gebeurt en kunnen daar vrij op reageren.
Als Rots-en-Water-trainer leer ik deze jongeren om trots te zijn op zichzelf, zelfverzekerd over te komen en respect te hebben voor anderen. Ik leer hen wat ze kunnen doen in bepaalde situaties, dat ze zélf keuzes kunnen maken.”
Wat viel je op tijdens de lessen?
“Ik vind het altijd moeilijk om te horen dat meisjes, maar ook jongens, zo weinig eigenwaarde hebben. Ze vinden zichzelf minder dan een ander. Ik probeer ze ervan te overtuigen dat iedereen de moeite waard is en zichzelf moet zijn. Dat ze goed zijn zoals ze zijn.
Daarom gebruik ik vaak voorbeelden uit het Rots-en-Water-programma. Door veel oefeningen te doen, laat ik de leerlingen zoveel mogelijk situaties uitbeelden en zo ervaren ze wat goed of niet goed is. Ze moeten het namelijk voor zich kunnen zien. Beelden onthouden ze beter dan alleen tekst. De taal die ik gebruik is vaak kort maar krachtig. Het is goed om veel te herhalen en ik visualiseer dus zoveel mogelijk. Ik probeer een situatie vaak extremer voor te doen dan dat die is. Dan ga ik bijvoorbeeld ongemakkelijk dicht tegen iemand aan staan, alsof je aan elkaar vastgeplakt zit. En door een grapje te maken – ‘dit vind iedereen lastig, behalve als het je eigen vriendje of vriendinnetje is’ – hoop ik dat ze het beter onthouden.
Verder viel me op dat de leerlingen in mijn groep nog niet veel met verliefdheid bezig waren. En omdat ze niet allemaal vaardig zijn in taal en typen, deden ze nog niet heel veel op Facebook. Het was meer berichten liken en reacties als ‘Jij bent mijn beste vriend, tot morgen!’”
Welke onderwerpen bespraken jullie?
“Vriendschap, verliefdheid, de verschillen tussen jongens en meisjes, maar ook de verandering van je lichaam, en hun weerbaarheid – ook op sociale media. We hebben bijvoorbeeld van iedereen het profiel bekeken op Facebook, zodat ze weten welke informatie is afgeschermd en welke niet. Soms hebben we ter plekke de instellingen aangepast. Er waren ook best veel leerlingen die mensen hadden toegevoegd die ze helemaal niet kennen. Daar spraken we over: waarom doe je dat, waarom is dat onverstandig? We hebben ook verschillende foto’s bekeken en gepraat over welke indruk je wekt met een foto. Als je bedenkt dat een werkgever jouw foto’s kan zien, welke is dan handig en welke niet?”
Hebben leerlingen voorkennis over dit onderwerp?
“Dat is lastig te zeggen, want ze kunnen dingen soms moeilijk omschrijven. Ik baseer en selecteer wat ze weten, of welk onderwerp we behandelen, meer op basis van hun verhalen en hoe ik ze in de klas ken. Ook via de ouders hoor ik soms bepaalde dingen over leerlingen. Maar een onderwerp als ongesteld zijn, dat kennen ze wel. Ze reageren ook helemaal niet verbaasd op de informatie uit de lessen. Op internet en op televisie zien ze misschien ook al best veel. Degenen die het hardst roepen dat ze het al weten, hebben vaak de meeste vragen. Ze vinden het eigenlijk een leuk onderwerp.”
Wat heb je nodig?
“Een digibord en de VSO Leerlijn Seksuele Vorming. Er is ook veel spelmateriaal beschikbaar, zoals het puberkwartet van Rutgers. Dat spelmateriaal kun je ter afwisseling inzetten. Het kwartet vonden ze heel leuk, al was het wel opvallend dat ze helemaal niet bezig waren met de inhoud, maar alleen met het verzamelen van kwartetten. Ik begreep van collega’s uit de hogere klassen dat het daar weer meer om de plaatjes dan om het spel ging.
Iedere klas is uiteraard anders. Iedereen vult het dus op zijn eigen manier in, met de leerlijn als leidraad. Doordat sociale media snel veranderen, is er steeds ander spelmateriaal of lesmateriaal beschikbaar. En zien de lessen er ook steeds anders uit. Het niveau en de ontwikkeling van de leerling zijn altijd bepalend.”
Is het voor alle leerlingen geschikt?
“Nee, hier op school is dit voor een niveau lager te moeilijk. Daar vertellen we bijvoorbeeld iets over je eigen lijf. Dat het jouw lichaam is en dat je stop moet zeggen als je niet wilt dat iemand aan je zit.”
Wat vinden de ouders ervan?
“Bij een kind zonder verstandelijke beperking is dit al een ingewikkeld onderwerp om te bespreken, maar voor kinderen met een verstandelijke beperking is het soms nog lastiger. Je wilt misschien helemaal niet dat ze zich hiermee bezighouden. Sommige ouders zullen het thuis wel bespreken, maar anderen vinden het te moeilijk en vinden het juist fijn dat wij het op school bespreken. De ouders weten dat dit op het programma staat en we bespreken het ook met ze. Persoonlijk vind ik dat ouders hier ook een rol in hebben, zeker als het gaat om de omgang met de sociale media. Ik hoop dat ze een beetje in de gaten houden wat hun kinderen allemaal doen. Kijk eens met ze mee en praat over wat ze online meemaken. Als school lijkt het mij ook goed om een ouderavond over dit onderwerp te organiseren, waarbij een expert komt vertellen.”
Wat maakt dit project bijzonder?
“Het verbaasde me vooral hoeveel de leerlingen uiteindelijk vertelden. Soms zeiden ze aan het begin van de les dat ze niets wilden zeggen, maar uiteindelijk deden ze gewoon mee, vertelden ze hele openhartige verhalen en namen ze iedereen in vertrouwen. Dat komt denk ik omdat we duidelijk aangaven dat alles wat ze zeiden in het groepje bleef. Ik heb uitgelegd dat zij het zelf ook niet fijn zouden vinden als hun verhalen doorverteld worden, dus dat zij dat daarom ook niet mogen doen met het verhaal van een ander. Verder bespraken we regels als: luister naar elkaar en lach elkaar niet uit. Ik vertelde zelf ook persoonlijke verhalen en de groepjes waren klein.”
Heb je nog tips?
“Ook al is het misschien een moeilijk of beladen onderwerp, het is wel een belangrijk onderwerp om te bespreken. Bij mij riepen sommige leerlingen dat ze er niet over wilden praten, of dat ze de filmpjes niet wilden zien, maar uiteindelijk deed iedereen gewoon mee. In het begin is het nieuw voor ze en dat vinden leerlingen in het speciaal onderwijs al snel spannend, maar ze draaien echt wel bij als ze ontdekken dat het niet zo’n beladen onderwerp is. Houd het daarom als leerkracht ook een beetje leuk en licht, maak het niet te zwaar. Verdeel je klas in kleine groepjes, want dan durven ze eerder te praten of vertellen ze meer. In mijn klas waren het wel erg weinig kinderen, ik zou zelf kiezen voor zes leerlingen per groepje. Het is ook leuk en nuttig om de jongens en meisjes af en toe te scheiden, dan vertellen ze soms ook meer over bepaalde zaken.”
Waarom vind jij seksualiteit zo belangrijk?
“Het is een heel breed onderwerp en ik vind dat sociale weerbaarheid daar ook bij hoort.
Veel leerlingen zijn natuurlijk helemaal niet weerbaar. Ze denken dat ze veel weten,
maar dat valt soms best tegen. Een leerling met een autismespectrumstoornis snapt
bijvoorbeeld niet zo goed hoe andere mensen denken. Als iemand online typt dat ‘zij’ een
meisje van veertien is, dan is dat zo. Ze snappen bijna niet dat het echt anders kan
zijn. Ze weten ook wel dat ze niet met vreemden moeten praten, maar zodra ze iemand
hebben toegevoegd op Facebook, is het voor hen geen vreemde meer. Dat is zo lastig om
uit te leggen.
Momenteel onderzoek ik voor mijn master SEN (Special Educational Needs) of kinderen
veiliger internetten als de school aandacht besteedt aan het omgaan met sociale media.
Online zijn hoort bij deze tijd, maar zeker bij onze leerlingen hoor je soms rottige
verhalen. Ze zien er bijvoorbeeld leuk uit, maar hebben wel een verstandelijke
beperking. Ik wil ze toch een beetje beschermen en probeer ervoor te zorgen dat ze
stevig in hun schoenen staan en hun grenzen kunnen aangeven.”