Dinto Hazel pioniert met ict en mediawijsheid in een omgeving waar voor jongeren de deur naar internet net is geopend: de gesloten instelling Horizon van SG Harreveld. De leerlingen zijn door hun achtergrond kwetsbaarder. ‘De afspraak is: alles wat wordt gezegd, blijft hier.’
Wie
Dinto Hazel (49), leerkracht Engels, mediacoach en ict-coördinator op locatie Anker van de Scholengemeenschap Harreveld in het Gelderse Harreveld, school voor VO en VSO voor leerlingen die door Jeugdzorg uit huis zijn geplaatst en die soms ook in aanraking zijn geweest met justitie. Dinto geeft les aan leerlingen tussen 14 en 18 jaar.
Project
Leerlingen ontwerpen posters aan de hand van de les over online pesten voor de campagne ‘Pesten is laf, online pesten is laffer’. De posters komen op de school en de leefgroepen te hangen. Sinds de invoering van wifi op SG Harreveld in 2013 werkt Dinto aan het uitrollen van lessen mediawijsheid voor de leerlingen, die door hun achtergrond extra kwetsbaar zijn als ze zich op sociale media begeven.
Hoe werkt het?
Dinto geeft leerlingen in kleine klasjes drie kwartier lang les in mediawijsheid. In zeven weken tijd behandelt hij thema’s als privacy, online tools, gameverslaving en ‘de hele wereld kijkt mee: wat zet je op internet?’ Voor het maken van de posters over online pesten heeft hij gekozen voor de gratis app Canva.
Doel
Dinto wil de leerlingen in algemene zin bewustmaken van de medialisering van de samenleving en achterliggende bedoelingen van gebruikers. Het maken van de posters heeft een concreet, tweeledig doel: door de jongeren posters te laten maken, laat je ze nadenken over hun eigen rol op internet. Tijdens het maken leren ze, onder andere, hoe ze moeten communiceren en hoe ze online tools en hun creativiteit kunnen benutten.
Resultaat
Er ontstaan discussies over bijvoorbeeld Facebook en of je alles op internet kunt posten. Dat de bewustwording beklijft, hoort Dinto ook van de mentoren van zijn leerlingen.
Hoe heb je het aangepakt?
“Ik geef al twintig jaar les op SG Harreveld en heb alle veranderingen binnen de instelling meegemaakt. Eerst was het een justitiële jeugdinrichting waar tieners kwamen die het ergste hadden meegemaakt en zware vergrijpen hadden begaan. Internet hadden we niet in de klas, álles was afgesloten.
Maar inmiddels zijn we een Jeugdzorg Plus-locatie voor jongeren die onder Jeugdzorg vallen, en ernstige psychische en gedragsproblemen hebben. Dat is een andere, mildere doelgroep en dat betekende bijvoorbeeld dat de grote hekken voor het gebouw zijn weggehaald en dat internet in beeld kwam.
Toen we wifi kregen, heb ik me hard gemaakt voor de invoering van lessen mediawijsheid binnen de locatie Anker. En ik startte met een opleiding tot mediacoach. Ik kon niet wachten om te beginnen. En gelukkig heb ik een directeur die er heel erg open voor staat en me de nodige ruimte geeft.
Sommige collega’s waren aanvankelijk erg huiverig bij de invoering van iPads op school, maar nu gebruiken alle avo-docenten ze bij hun lessen. Ook de collega’s zijn ervan doordrongen dat deze tieners hiermee om moeten leren gaan, want je kunt ze niet van internet weghouden. Maar onze leerlingen zijn slachtoffer geweest en wellicht ook dader, en daar moet je voorzichtig mee omgaan: de jongeren hier zijn kwetsbaarder.
We hebben een behoorlijke filter op internet, zoekwoorden als seks, drugs en wapens zijn geblokkeerd. Natuurlijk zoeken ze ook rond de filters, dat is de leeftijd. Maar daarom controleren we altijd de geschiedenissen van de iPads. De leerlingen moeten ook vooraf een protocol tekenen. Houden ze zich daar niet aan, dan gaan we eerst in gesprek, maar daarna volgen sancties, zoals een tijd niet op internet. Maar we proberen wel steeds in gesprek te blijven. Ze mogen hier ook fouten maken, als er maar over wordt gesproken.
Ik ben me ervan bewust dat het stapje voor stapje moet. Soms twijfel ik: moet het niet allemaal sneller? Ik heb heel veel plannen, maar binnen de instelling moeten dingen grondig besproken worden en dan is mijn ambitie groter dan wat er in de praktijk mogelijk is. Maar ik zie het ook positief: het geeft je het voordeel alles goed voor te bereiden en af te kaderen – al moet het op een gegeven moment wel gaan rollen.”
Wat heb je nodig?
“Je moet hier out of the box denken, creatief zijn om de leerlingen te prikkelen. Heel veel van deze jongeren hebben al een vervelende schoolgeschiedenis, ze zijn geschorst geweest en weggestuurd, en op de zoveelste school terechtgekomen waar de zoveelste docent ze zegt wat ze moeten doen. Maar dat vind ik juist een uitdaging, ik zie heel veel als uitdaging. Daarom probeer ik mijn lessen altijd al zo interactief mogelijk te maken, ik zoek naar manieren om ze spelenderwijs te laten leren.
Ik heb eerst mijn eigen iPad meegenomen. Ik dacht: je moet érgens beginnen. Ik heb duidelijke afspraken gemaakt met de leerlingen over websites waar ze niet op mochten komen en de iPad geprepareerd, zodat ze bijvoorbeeld niet de instellingen konden wijzigen. Ze hielden zich echt netjes aan de afspraken. Ze wisten: als ik het verpest, mag ik er niet meer op – en dat was wel een dingetje.
Sinds augustus 2014 hebben we dertig iPads, ik zie nu steeds vaker dat andere collega’s ze ook gebruiken. Dat is goed, daar wilde ik ook naar toe. Ik heb een beleidsplan geschreven. Over drie jaar wil ik dat alle jongeren die hier weggaan mediawijzer zijn. Dat ze bewust en kritisch naar media kunnen kijken. En dat ze ict-vaardiger zijn.”
Is het voor alle leerlingen geschikt?
“Natuurlijk, het is van belang dat álle kinderen leren over goed gedrag en omgangsvormen op sociale media.”
Wat vinden de leerlingen ervan?
“Die vinden het eigenlijk normaal. Als ze op verlof zijn, zitten ze ook op internet. Voor hen hoort het er gewoon bij. De klasjes mediawijsheid zijn ook behoorlijk veilig, de afspraak is: alles wat wordt gezegd, blijft hier. Dat maakt hun gedrag op sociale media makkelijker bespreekbaar, ik merk dat de leerlingen opener naar elkaar worden en ook eerder vertellen wat ze achter de rug hebben. En willen ze er niet over praten, dan is dat ook goed. Het gaat om respect naar elkaar toe.
Meestal prikkel ik de leerlingen door een voorbeeld aan te kaarten, en nodig ik ze uit iets over zichzelf te vertellen. Dan komt het gesprek vaak op gang en begint er iemand met ‘dat heb ik ook een keer meegemaakt’. Er zijn veel voorbeelden op het gebied van mediawijsheid. Het helpt om een filmpje te laten zien, zoals ‘De mooiste chick van het web’.
Er is nu niet meer mogelijk dan zeven weken lessen mediawijsheid. Ook omdat de meeste leerlingen hier maar een korte periode zijn, meestal zo’n drie tot zes maanden. Hopelijk pikken ze er genoeg van op en krijgen ze daarna de kans om er verder mee te gaan.”
Heb je tips?
“Gewoon beginnen en volhouden, er als een crusader, een kruisridder voor gaan. Wat me hier op school is opgevallen, is dat mijn collega’s eigenlijk mediawijzer zijn dan ze van zichzelf weten. Op school waren ze hiervoor weliswaar nog niet veel bezig geweest met internet, maar thuis en/of met hun eigen kinderen natuurlijk wel. Dus: ga aan de slag met bijvoorbeeld je eigen iPad of schaf er vanuit de school een paar aan. Een pilot hoeft zo geen grote investering te zijn. Daarnaast levert het ook tijdwinst op en door het gebruik van ict kan ik bijvoorbeeld veel beter inspelen op niveauverschillen. Het contact is ook rijker geworden. Want door de mediawijsheidlessen laten de leerlingen wat meer van zichzelf zien, stellen zich meer open.”
Hoe blijf je zelf bij?
“Ik ben altijd op zoek naar innovatieve dingen, bijvoorbeeld via Kennisnet en Leraar24. En soms leren de leerlingen mij ook dingen. Ze zijn heel handig en leren snel. Dat wil niet zeggen dat ze per se mediavaardig zijn, maar wel vaardig op het gebied van de technologie. Ik pak sowieso vaak uit mezelf de iPad, Mac of mijn telefoon.” Lacht: “Ik moet ze natuurlijk wel voor zien te blijven.”
Wat is je drijfveer?
“Ik wilde altijd al met tieners werken, dat is een mooie doelgroep. En de groep met een rugzak triggert me het meest. Voordat ik op Harreveld begon, was ik bezig met een opleiding B-verpleging psychiatrie en wilde ik gaan werken met jongeren uit oorlogsgebieden. Als ik er één of twee iets kan meegeven, is dat gewoon mooi.
Misschien past het ook bij mijn aard. Ik ben altijd een harde knokker geweest, het móet lukken. En dat probeer ik mijn leerlingen ook mee te geven: dat ze hun hele leven tot nu toe obstakels zijn tegengekomen, betekent niet dat je het niet kunt redden. Vaak herken ik iets bij deze jongeren en dan vertel ik dat ook ík de keuze heb gehad om een bepaalde kant op te gaan.
We hebben nu een paar meiden in de klas, dat geeft weer een andere dynamiek. Bepaalde opmerkingen en grappen die je met alleen jongens zou maken, laten we nu achterwege. Die meisjes hebben hun eigen geschiedenis, en dat kan gevoelig liggen. Maar met deze leerlingen is het vooral heel belangrijk dat je geen band moet forceren, of je anders voordoet dan je bent. Daar kijken ze dwars doorheen, ze hebben zoveel meegemaakt.
Daarom ben ik voor de klas gewoon zoals ik ben: niet heel erg van het vragen, maar meer van het luisteren. Dan komen ze soms zelf met dingen. Een band komt er zo vanzelf – en ook wel eens een keertje niet. Maar ik hoop ze een goed voorbeeld te geven door mezelf te blijven.”
Dinto wijst op een poster aan de muur, die voor hem alles samenvat: ‘Don’t run away from challenges, run over them.’