Sociale media in het speciaal onderwijs

overzicht

Hoe leer je ZML-pubers veilig whatsappen?

7 Verbieden is geen oplossing

Het gebruik van WhatsApp, en andere sociale media, kan problemen opleveren voor ZML-leerlingen. Volgens Frits Meijer weten deze pubers niet dat ze voorzichtig moeten zijn met wat ze over zichzelf prijsgeven. ‘Gelukkig durven ze mij in vertrouwen te nemen.’

Wie

Frits Meijer (41), leerkracht en mediacoach op VSO de Maaskei-Onderwijsgroep Buitengewoon in Heel.

Project

‘Ga wijs @ppen’, sinds september 2014.

Hoe werkt het?

Leerlingen oefenen hoe ze kunnen reageren op WhatsApp-berichten. Hun reacties worden klassikaal besproken, waarbij de leerlingen elkaar onderling tips geven of corrigeren.

Doel

De ZML-leerlingen bewuster gebruik laten maken van WhatsApp en andere sociale media.

Resultaat

De leerlingen zijn zich meer bewust van de gevaren van WhatsApp en andere sociale media. Bovendien hebben ze een vertrouwensband opgebouwd met de leerkracht. Ze durven hem om hulp te vragen als er online problemen ontstaan.

Waarom dit project?

“Leerlingen met een verstandelijke beperking zijn net zo vaak actief op sociale media als leerlingen zonder een verstandelijke beperking. Een eigen smartphone opent deuren naar de buitenwereld. En onderling contact dat in de klas moeizaam gaat, blijkt online een stuk makkelijker.

Leerlingen met autisme hoeven de ander niet aan te kijken, enkel naar hun berichten via het scherm. Leerlingen die verbaal zwak zijn, kunnen al typend hun emoties tonen. En kun je niet typen, dan stuur je een foto of je spreekt een audio-bericht in. Pubers die anders stil en verlegen zijn, bloeien op.

Helaas hebben onze leerlingen moeite met sociale vaardigheden en inzicht. En ze kunnen soms erg impulsief zijn. Mede daardoor komen ze in de problemen: berichten worden niet goed begrepen, uitgesproken tekst is blijkbaar een andere taal dan getypte tekst. Er wordt tot diep in de nacht geappt, gefacebookt, gesnapchat en getwitterd. De mogelijkheden om de wereld te ontdekken, blijken tevens de gelegenheden om anderen te pesten, bedreigen, et cetera.”

Hoe heb je het aangepakt?

“Op onze school geven we al een aantal jaren lessen mediawijsheid. Daarin proberen we de leerlingen standaardregels voor het gebruik van sociale media bij te brengen. Maar onze leerlingen hebben een verstandelijke beperking, waardoor ze behoefte hebben aan herhaling en aan duidelijke, praktische informatie.

Daarom hebben we eerst een aantal opdrachten gemaakt op papier, met steeds het begin van een WhatsApp-gesprek. Het begint onschuldig: ‘Hee hoi, hoe heet jij?’ In het volgende venster mogen de leerlingen dan hun reactie invullen. Schrijven ze dan hun voornaam, hun voor- en achternaam of schrijven ze: ‘Ik ken je niet, wie ben jij?’ Dat zegt al heel veel.

De reactie in het volgende venster kan zijn: ‘Hee, coole naam. Stuur me ff een foto, dan stuur ik jou er eentje van mij.’ Zou een leerling dat doen? De ene wel, de andere niet. En zo gaat het verder, tot aan loverboy-achtige berichten: ‘Ik heb een nieuwe Xbox en games. Kom je bij mij een spel spelen?’

En vergis je niet, sommige van onze leerlingen zouden daar zomaar ‘ja’ op kunnen zeggen. Want ze zijn lichamelijk al in de puberteit, maar geestelijk functioneren ze soms op het niveau van een achtjarige. Ze willen zich ook graag groot houden: ze willen stoer doen, ze willen méédoen. Dus durven ze niet snel ‘nee’ te zeggen.”

Tegen wat voor problemen loop je aan?

“Een leerlinge had via Facebook contact met een wildvreemde man, en ze spraken af dat hij haar na schooltijd zou komen ophalen. Gelukkig had een van onze medewerkers het in de gaten dat er een onbekende man in een auto bij het schoolplein stond. De bestuurder legde uit dat hij een leerlinge kwam ophalen die hij via Facebook had ontmoet, en onze medewerker gaf aan dat hij dat een vreemd verhaal vond en de politie zou bellen. Daarop is de bestuurder meteen weggereden. Helaas ging het zo snel dat we het kenteken niet konden noteren, en op internet had de man valse gegevens achtergelaten. Maar deze lessen zijn voor onze leerlingen dus helaas hard nodig.

Een ander probleem van sociale media is dat onze leerlingen vaak een laag tekstbegrip hebben: ze vatten uitdrukkingen soms letterlijk op. Twee leerlingen hadden ruzie en de een appte: ‘Lik mijn reet.’ De ander kwam helemaal overstuur bij mij: hij wilde dat niet, want dat vond hij vies. Dan leg ik uit dat het een uitdrukking is, en laat ik ze de kwestie ook uitpraten.

Soms begrijpen leerlingen de icoontjes van sociale media niet. Een moeder trok bijvoorbeeld aan de bel, omdat een leerling vieze plaatjes naar haar dochter zou sturen. Wat bleek, die jongen gebruikte steeds een icoontje van een smiley die z’n middelvinger opstak: hij wist niet dat het een obsceen gebaar is. Het meisje noemde dat vies. Maar ze had die berichten gewist, en de moeder kon er niet achter komen wát er nu precies vies was; zij dacht dat het misschien om porno ging.

En een leerling uit de klas maakte constant groeps-apps aan en plaatste ongevraagd andere gebruikers in zijn groep. Ze gaven aan dit niet te willen, maar toch bleef het gebeuren. Andere leerlingen begonnen deze jongen te negeren, wat weer kleine conflicten opleverde. Tijdens de lessen burgerschap, waar mediawijsheid onder valt, hebben wij dit probleem besproken en duidelijke afspraken gemaakt. De leerling in kwestie gaf aan dat hij meer duidelijkheid en regels nodig had. Hij kwam zelf met het idee om zijn telefoon regelmatig te laten nakijken. Dat gaf hem meer rust en zekerheid.

In de lessen wil ik overigens geen ouderwetse leraar zijn, die wel even zal vertellen wat ze wel en niet mogen op WhatsApp. Dat zouden de leerlingen moeilijk accepteren; het blijven pubers natuurlijk. Ik laat ze de antwoorden zoveel mogelijk onderling bespreken. Als ze van hun medeleerlingen horen wat die wel en niet verstandig vinden, heeft dat veel meer invloed dan dat ik het vertel.

Zelf probeer ik uiteraard heel alert te zijn op hoe ik mijn telefoon gebruik. Bij ons op school is dat verboden in de les: de leerlingen leveren hun telefoon in. Als ik in de klas dan zelf even een berichtje zou lezen of versturen, geef ik een slecht voorbeeld. En de leerlingen zouden mij daar ook meteen op aanspreken: waarom ik wel en zij niet?”

Zijn de lessen voor alle leerlingen geschikt?

“Niet alle leerlingen hebben een smartphone, en als ze er één hebben, zijn ze niet altijd actief op WhatsApp. We richten ons op dit moment alleen op die laatste groep, maar dat is nog altijd ruim de helft van de klas.

De leeftijd waarop leerlingen een smartphone van hun ouders krijgen, varieert sterk. Dat hangt af van hun verstandelijk niveau: we hebben leerlingen van 11 tot 20 jaar, sommigen zijn verstandelijk op het niveau van groep 8 van de basisschool en anderen op het niveau van de kleutergroep, of lager.

Ik geef de lessen nu een uur per week, als pilot. En dat gaan we waarschijnlijk uitbreiden tot twee uur per week, want het kost veel tijd om deze leerlingen goed te begeleiden bij het gebruik van sociale media. Ik werk nu de lessen uit, zodat collega’s ze straks makkelijk kunnen uitvoeren. Eerst collega’s binnen de stichting, maar het is mijn grote wens dat ook leerkrachten buiten school deze lessen kunnen gaan gebruiken. Maar omdat ik zelf fulltime werk, is het moeilijk om het materiaal te verspreiden en er landelijk bekendheid aan te geven.

Collega’s zeggen soms trouwens dat het extra werk is om deze lessen te verzorgen. Maar dan werp ik tegen dat ze in de leerlijn taal bijvoorbeeld kringgesprekken moeten organiseren: houd een kringgesprek over sociale media, dan sla je twee vliegen in één klap. Je kunt de lessen in het gebruik van sociale media ook combineren met lessen begrijpend lezen en lessen weerbaarheid en sociale vaardigheden. Ik probeer het voor mijn collega’s zo makkelijk mogelijk te maken: ze moeten al zovéél.”

Wat heb je nodig?

“We hebben eerst papieren werkbladen gemaakt, met tekstvensters die eruitzien als de vensters van WhatsApp. Het nadeel daarvan is dat de leerlingen tijdens het invullen de volgende vragen al kunnen zien. En dan gaan ze daar in hun antwoorden al rekening mee houden. Daarna hebben we een standaard tekstwolkje gemaakt dat we via het digibord kunnen laten zien, en dat we steeds zelf kunnen invullen. Zo kon je als leraar inspelen op het antwoord uit de klas.

Maar dat was slechts een tussenstap, want een bevriende ict’er heeft voor ons een computerprogramma gebouwd dat WhatsApp heel goed simuleert. Je kunt nu op twee computers in het schoolnetwerk met elkaar chatten alsof het een echt WhatsApp-gesprek is. Je kunt zelfs emoticons aan je berichten toevoegen, en straks ook foto’s. En de gesprekken worden bewaard zodat je ze, als dat nodig is, stap voor stap kunt nabespreken.”

Wat vinden de leerlingen er van?

“In het begin vinden ze het moeilijk, want in de lessen moeten ze ook open en eerlijk toegeven wat ze zelf op WhatsApp doen. En dat gaat niet altijd goed. Zo had een jongen uit de klas laatst een oogje op een medeleerlinge. Maar die had al een vriend. Toen stuurde die jongen het bericht dat die vriend een oogje had op een ander meisje. Daar lag die leerlinge dus ’s nachts van wakker: ze dacht meteen dat haar vriendje het wilde uitmaken, en had niet door dat die jongen gewoon aan het stoken was.

Soms wonen onze leerlingen in een woongroep, en dan laten ze de WhatsApp-berichten schrijven door een vriend of vriendin die beter is met taal. Dan moet die het antwoord, als dat te moeilijk is, ook weer uitleggen, en zo’n extra communicatieslag kan weer allerlei misverstanden opleveren. In de les komt dat dan boven water, en dat is niet altijd leuk voor de betrokkenen. Maar na een tijdje zien de leerlingen dat het helpt, dat ze door deze lessen minder problemen met whatsappen hebben.”

Wat maakt dit project bijzonder?

“Dat er een vertrouwensband ontstaat tussen de leerlingen onderling, maar ook met mij. Ze durven nu naar school te komen met WhatsApp-problemen waar ze thuis niet over durven praten. We hebben er ook een code voor bedacht: ik vraag aan een leerling of hij of zij ‘goed heeft geslapen.’ Is het antwoord ‘nee’, dan neem ik de leerling even apart en bekijken we samen de berichten. Als er andere leerlingen bij betrokken zijn, maken we er een groepsgesprek van. En uiteindelijk wordt het teruggekoppeld naar de ouders. Niet: ‘U moet beter opletten wat uw zoon of dochter op WhatsApp doet,’ maar: dit speelde, en dat hebben we zo opgelost.

Als leerlingen je níet in vertrouwen nemen, merk je soms als leraar ook wel dat er iets speelt. Als twee leerlingen bijvoorbeeld altijd samen de klas binnenkomen, maar de een nu heel duidelijk wacht tot de ander naar binnen is, kan er iets aan de hand zijn. Dan ga ik vragen en dóórvragen, in de klas of apart. Maar een ruzie heeft meestal een slachtoffer, en slachtoffers melden zich vaak wel. Daders uiteraard niet.

Straf geef ik overigens nooit: we moeten leerlingen leren omgaan met sociale media, en het is genoeg als de dader inziet dat hij of zij iets fout heeft gedaan. Vaak voelen ook de daders zich opgelucht dat de zaak is uitgepraat. Deze leerlingen hebben, door hun verstandelijke beperking, heel erg behoefte aan houvast.”

Heb je nog tips?

“Als je ZML-leerlingen goed wilt leren omgaan met WhatsApp, kost dat veel tijd. Je moet alles blijven herhalen, en dan hopen dat de regels van de sociale media hen op een gegeven moment duidelijk worden. En dat moet je het hele jaar door doen: je kunt het niet even wegzetten in een themaweek. Blijf ze steeds triggeren: als ik jou dit bericht stuur, wat stuur jij dan terug? ‘Hoi, ik wil met je uit’ – en wat dan? Waar trappen ze in? Bespreek ook dat een bericht soms niet meteen beantwoord wordt. Dat een ander wel online kan zijn, maar even geen zin of tijd heeft om met je te chatten.

We hebben de leerlingen ook geleerd om screenshots te maken op hun mobieltjes. Dat werkt bij elk type telefoon weer anders, dus we hebben alle telefoons op tafel gelegd en we zijn het gaan uitzoeken en oefenen. Dat herhalen we regelmatig, om te voorkomen dat die kennis wegzakt. Als leerlingen nu een bericht binnenkrijgen dat ze niet oké vinden, kunnen ze er makkelijk even een screenshot van maken. Zo was er laatst een leerlinge die van een jongen steeds hartjes kreeg toegestuurd. Zij had al vriendelijk gezegd dat zij daar niet van gediend was, maar die jongen ging daarmee door. Ik heb hem even aangesproken: ik heb je hartjes gezien, ontkennen heeft geen zin. We hebben het besproken en hij is er daarna mee opgehouden: hij begreep toen dat het meisje dat erg vervelend vond. Bij sommige leerlingen moet je er dus echt naast gaan zitten om samen de tekst door te nemen, anders blijft het te abstract.

We zijn op dit moment ook bezig het schoolveiligheidsplan te finetunen. Want we merken bijvoorbeeld dat er een grijs gebied is bij het online contact tussen personeelsleden en leerlingen. In principe is een leraar geen vriend van een leerling op Facebook. Maar sommige leraren hebben clubjes opgezet die buiten schooltijd, bijvoorbeeld in de vakantie, activiteiten organiseren. En dan is het wel erg handig en leuk om daarover via Facebook te communiceren. Hoe gaan we daarmee om, waar ligt de grens? Daar denken we nog over na.”

Wat is je drijfveer?

“Mijn oma werkte in het speciaal onderwijs, ik ging haar samen met opa wel eens van school halen. Toen leek het me al heel bijzonder om met deze kinderen te werken. Tijdens mijn opleiding tot agogisch medewerker heb ik ook op die school stage gelopen. Dat beviel zo goed dat ik de pabo en de opleiding tot leraar speciaal onderwijs ben gaan doen.

Nu wil ik leerlingen zo goed mogelijk leren omgaan met sociale media, want hierin hebben ze veel begeleiding nodig. Daarom heb ik een aantal jaren geleden een opleiding tot mediacoach gevolgd. Ik houd nu binnen onze stichting – zes scholen voor speciaal onderwijs – regelmatig een praatje voor collega’s en ouders over sociale media.

Wanneer het misgaat op de smartphone is de reactie van de ouders trouwens vaak om de telefoon en WhatsApp gewoon te verbieden. Maar dat is geen oplossing. Want smartphones bestaan, WhatsApp bestaat: je kunt ze gebruiken en dus moet je er mee leren omgaan. We geven op school ook kookles, en dan leren ze hoe ze veilig kunnen snijden met een scherp mes. Je kunt die messen wel verbieden, maar wat dan? Je kunt ze moeilijk leren snijden met een lepel.”

Lesidee 7: What’s happy?

Onderwerp:

Wijs appen

Doel:

Leerlingen bewustmaken van wat wel en wat niet leuk is om met WhatsApp te doen en daar afspraken over maken.

Voorbereiding

  • Leg papier en stiften op de tafels klaar.
  • Hang een grote poster aan de muur of op het prikbord.

Materiaal

  • Grote vellen papier, twee per groepje
  • Stiften
  • Poster voor aan de muur/op het prikbord

De les

Oriëntatie

  • Wat is WhatsApp en wat kun je ermee doen?
  • Uit welke taal komt het woord ‘whatsapp’ en waar is het van afgeleid?

Uitleg

  • Laat de leerlingen in groepjes van vier een leuk en een niet-leuk ding bedenken dat je met WhatsApp kunt doen.
  • Vraag ze met stift op het ene vel het positieve en op het andere vel het negatieve ding te schrijven.
  • Hang alle vellen op het bord.
  • Bespreek welke drie dingen de leerlingen het allerbelangrijkst vinden.
  • Schrijf de drie belangrijkste negatieve dingen (‘What’s niet’) op de linkerzijde en de drie belangrijkste positieve dingen (‘What’s wel’) op de rechterzijde van de poster.
  • Spreek af dat de leerlingen zich aan de afspraken op de poster houden.

Evaluatie

Stel na afloop de volgende vragen:

  • Hoe was het om een positief ding te bedenken?
  • Hoe was het om een negatief ding te bedenken?
  • Hoe kan de poster helpen om wijs te whatsappen?

 

Tips

  • Maak met de klas een ‘What’s  niet’/‘What’s wel’-poster of gebruik de poster op mijnkindonline.nl.
  • Op mijnkindonline.nl staat ook een uitgebreidere variant van deze les.